BTIC op bezoek bij The Green Village

Klimaatadaptatie vergt innovatie

  • klimaatadaptief

BTIC op bezoek bij The Green Village

Het veranderende klimaat noopt ontwerpers en bouwers tot het toepassen van andere principes en technieken. Daarom wordt op verschillende fronten gewerkt aan de voor grootschalige klimaatadaptatie benodigde institutionele en technologische innovatie. Op 11 april streek het Bouw en Techniek Innovatiecentrum (BTIC) neer op The Green Village om verschillende perspectieven te belichten. Het begin is er, zo blijkt.

Om innovatie binnen bepaalde maatschappelijke sectoren te bespoedigen, hanteert de Nederlandse overheid nu ruim een decennium lang een topsectorenbeleid. In een topsector stellen bedrijven, kennisinstellingen en overheden doelen voor de ontwikkeling van nieuwe kennis en technologie en investeren hier ook in. Dit gebeurt in zogenaamde topconsortia.

BTIC door als topconsortium
Doekle Terpstra, boegbeeld van het Bouw en Techniek Innovatiecentrum (BTIC), meldt dat gezien de grote bouw- en renovatieopgaven, de door het BTIC verkregen samenwerking tussen publieke en private partijen op het gebied van ontwerp, bouw en techniek binnen enkele maanden zal worden geconsolideerd in de vorm van zo’n Topconsortium voor Kennis en Innovatie (TKI). Het streven naar innovatie in ontwerp, bouw en techniek door de hele productieketen heen zal naar verwachting dus een meer structureel karakter krijgen. Maar, waarschuwt Terpstra, “innovatie laten plaatsvinden binnen de sector is een uitdaging.” Bij een gemiddeld- bouw of installatiebedrijf wordt innoveren doorgaans beschouwd als “een ver-van-mijn-bed-show.” Terwijl het er soms op lijkt dat bedrijven al innovatiever handelen dan ze zich realiseren, merkt hij ook op. In ieder geval is de belangrijkste vraag voor een nieuw topconsortium: hoe komen innovaties vanuit universiteiten of fabrikanten bij uitvoerende bedrijven terecht? Antwoorden komen wat hem betreft vooral in samenspraak tussen regionale partners tot stand.

KlimaatKwartier: setting voor versnelling
The Green Village in Delft is een testterrein voor duurzame innovaties in de gebouwde omgeving die voortkomen uit regionale, maar ook nationale samenwerkingsbanden tussen kennisinstellingen, bedrijfsleven en overheid. Willy Spanjer is er projectmanager Duurzaam bouwen & renoveren en Klimaatadaptieve stad. Zij vertelt over de brug die de Green Village-gemeenschap slaat tussen theorie en praktijk. Namelijk door een setting te bieden voor het kleinschalig uitproberen en onderzoeken van een potentieel nuttige nieuwe toepassing en de partijen die er op grote schaal mee aan de slag zouden kunnen – zoals bouwers en installateurs – er bekend mee te maken. Dat de innovatie naar behoren werkt is zeker niet het enige criterium voor grootschalige toepassing, weet ze uit ervaring, ook een businessmodel moet goed worden doordacht en wet- en regelgeving kunnen een doorslaggevende rol spelen, bijvoorbeeld waar het gaat om nog niet gecertificeerde materialen en producten.

Tegen deze achtergrond is een nieuwe proeftuin in de maak. Met het ministerie van BZK en innovatieprogramma VPdelta+ opent The Green Village op 11 mei het KlimaatKwartier. Want waar het gaat om klimaatadaptie op, aan, in, naast en onder gebouwen valt nog een wereld te winnen, vertelt Spanjer, in de toepassing van kennis in bruikbare technieken én in standaarden voor ontwerp, nieuwbouw en renovatie. “Met deze proeftuin hopen we de transitie te kunnen versnellen.”

Regionale afspraken

Aan de institutionele verankering van klimaatadaptatie in ontwerp, bouw en renovatie wordt op verschillende fronten hard gewerkt. Een toonaangevend publiek-privaat initiatief is het in de regio Zuid-Holland tot stand gekomen Convenant Klimaatadaptief Bouwen. Doelen voor klimaatbestendigheid gaan gepaard met concrete prestatie-eisen, vertelt gangmaker Sander van der Wal (&Flux), wat de afspraken toepasbaar maakt. “De borging van de afspraken vindt plaats in omgevingsplannen, bestemmingsplannen en andere beleidskaders.” Een leidraad helpt partijen met andersoortige expertise om klimaatadaptatie te integreren in project- en gebiedsontwikkelingen. Een nieuwbouwproject zoals de Amstelwijck in Dordrecht laat zien waartoe dit kan leiden.

Onder meer de Metropoolregio Amsterdam en Provincie Utrecht hebben het initiatief overgenomen en uitgebreid, bijvoorbeeld met een analyse van kosten en een overzicht van financiële instrumenten. In Utrecht is naast nieuwbouw ook bestaande bouw tot onderwerp van afspraken gemaakt. Klimaatadaptief bouwen en renoveren is een kwestie van maatwerk, benadrukt Van der Wal, en nog relatief onontgonnen terrein. Voor innovatie is volop ruimte. “Daarom wij we blij met de komst van het KlimaatKwartier.”

Gebouwen van de toekomst

Activiteiten in het KlimaatKwartier zijn gericht op de schaal van het gebouw. Anders dan in de openbare ruimte gaat het dan over buiten- en binnenklimaat én over de wisselwerking tussen die twee. Daarover valt nog veel te leren en daarom is het des te belangrijker dat onderzoekers zoals Martin Tenpierik (TU Delft) er kennis inbrengen en opdoen. Tenpierik houdt zich onder meer bezig met de vraag hoe je in een warmere wereld gebouwen van binnen voldoende koel, gezond en aangenaam houdt. “Hogere temperaturen en een grotere kans op smog bepalen mede hoe onze gebouwen eruit moeten gaan zien.” Samenhang tussen stromen (energie, lucht, water) en materiaaleigenschappen kan volgens hem richting geven aan duurzaam en klimaatadaptief bouwen. Kennis hiervan is, blijkens verschillende voorbeelden op de campus van TU Delft, volop in ontwikkeling. Experimenten met faseveranderingsmaterialen op gevels (voor energieopslag), glassystemen, zonwering en vegetatie (voor koeling én betere luchtkwaliteit) leveren inzichten én prototypes op die, toegepast en doorontwikkeld, de gebouwde omgeving tegelijk klimaatbestendiger en energiezuiniger kunnen maken.

 

Daarvoor is het wel nodig dat nieuwe methoden en technieken door architecten en andere ketenpartners als bruikbaar worden beschouwd. Wouter Beck, Director Greentech bij Hunter Douglas, legt uit hoe de proeftuin hem in staat stelt de werking van zijn innovatieve product – een door sensoren aangestuurde ‘slimme’ zonwering – zowel afzonderlijk als in samenhang met andere duurzame gebouwsystemen (waaronder een ‘klimaattoren’) uitgebreid te onderzoeken. Langdurig meten en feedback van gebruikers maken duidelijk of het ontwerp “doet waar het voor bedoeld is” en in hoeverre het harmonieert met andere technologieën. “Dat ervaar ik als extreem waardevol.”

NIEUWSBRIEF